Kamer 202.
Vol ongeloof kijkt kleine Billy om zich heen. Iedereen rondom hem lijkt oprecht bedroefd en sommigen schamen zich er zelfs niet voor om openlijk een traan weg te pinken. Dit is de tweede keer in zijn jeugdige bestaan dat Billy zijn vader ziet huilen. De eerste keer was toen de favoriete voetbalclub van zijn pa na een erbarmelijk seizoen degradeerde. Nu is het Billy zijn grootmoeder die de strijd om het behoud verloor. In beide gevallen was het een gelopen race. Ondanks het feit dat zijn oma niet de meest sympathieke vrouw op aarde was, zijn er toch behoorlijk wat mensen komen opdagen. De meesten van hen zijn volslagen vreemden voor Billy. Zich een weg banend tussen de menigte verplaatst hij zich langzaam maar zeker naar de keuken. Ook zijn moeder is daar aanwezig. Zij is druk bezig met het bijvullen van de lege champagneglazen.
‘Best een leuk feestje. Wel sneu dat oma er moest voor doodgaan.’
Door het rumoer gaan Billy zijn woorden volledig op in het lawaai waardoor zijn moeder hem niet hoort. Ze blijft champagneglazen vullen alsof haar leven er van afhangt. Beteuterd druipt de jonge snaak af. Zonder dat iemand er aandacht aan schenkt opent Billy de stroeve buitendeur. Het contrast tussen de overweldigende drukte binnen in de woning en de rust buiten in de tuin kan haast niet groter zijn. Midden in de fraai aangelegde achtertuin staat een knalgele schommel. Deze schommel heeft zijn grootmoeder, in een voor haar zeldzaam genereus moment, hier speciaal voor Billy laten plaatsen.
Het zou zonde zijn om er nu geen gebruik van te maken.
Steeds sneller schommelt Billy heen en weer. Telkens wanneer hij omhooggaat en zijn blik naar de open hemel gericht is, slaat hij een praatje met zijn oma.
‘Als je daar werkelijk bent, kan je me dan geen teken van leven geven? Het maakt niet uit wat, zolang ik maar iets van je hoor.’
De woorden van Billy zweven nog in de lucht wanneer een luide gil hem bijna van de schommel doet vallen. Het angstaanjagende geluid is afkomstig van zijn tante Gerda. Vanuit de deuropening staat ze hem angstig aan te kijken. Haar gelaat is lijkbleek en terwijl ze voor een tweede maal haar keel wagenwijd openzet, wijst ze met haar knokige wijsvinger in zijn richting. Nieuwsgierig kijkt Billy achterom. Ook hij gilt vervolgens de longen uit zijn frêle lijf terwijl hij uit alle macht de schommel tracht te stoppen. Een compleet naakte man strompelt langzaam dichterbij. Zijn gelaat is zwaar gehavend en zijn lichaam staat vol schrammen en blauwe plekken. Wanneer de vreemdeling dichter bij Billy staat zakt hij door zijn knieën. Met bloeddoorlopen ogen kijkt hij het kind indringend aan terwijl hij zijn rechterarm naar hem uitstrekt.
‘Ze is nog steeds in leven.’
Uit zijn mondhoek sijpelt bloed waardoor het perfect getrimde gras rood kleurt. Ondertussen komen de anderen genodigden mondjesmaat de tuin ingelopen. De meesten schrikken zich het apelazarus bij het zien van dit niet alledaagse tafereel terwijl anderen er stoïcijns onder blijven. Op handen en knieën kruipt de naakte man naar Billy toe. Met het beetje kracht dat hem nog rest komt hij weer overeind. Verstijfd van angst blijft Billy roerloos op de stilstaande schommel zitten. Wanneer zijn hoofd vlak naast dat van de jongen is fluistert hij hem zacht in zijn oor.
‘Ze zijn allemaal nog in leven!’
De gekwetste man ademt nog één maal diep in en valt dan neer als een blok op de grond. Angstig kijkt Billy om zich heen. Uiteindelijk richt hij zijn blik weer naar de open hemel. Dit was niet het teken dat hij voor ogen had.
Vol ongeloof kijkt kleine Billy om zich heen. Iedereen rondom hem lijkt oprecht bedroefd en sommigen schamen zich er zelfs niet voor om openlijk een traan weg te pinken. Dit is de tweede keer in zijn jeugdige bestaan dat Billy zijn vader ziet huilen. De eerste keer was toen de favoriete voetbalclub van zijn pa na een erbarmelijk seizoen degradeerde. Nu is het Billy zijn grootmoeder die de strijd om het behoud verloor. In beide gevallen was het een gelopen race. Ondanks het feit dat zijn oma niet de meest sympathieke vrouw op aarde was, zijn er toch behoorlijk wat mensen komen opdagen. De meesten van hen zijn volslagen vreemden voor Billy. Zich een weg banend tussen de menigte verplaatst hij zich langzaam maar zeker naar de keuken. Ook zijn moeder is daar aanwezig. Zij is druk bezig met het bijvullen van de lege champagneglazen.
‘Best een leuk feestje. Wel sneu dat oma er moest voor doodgaan.’
Door het rumoer gaan Billy zijn woorden volledig op in het lawaai waardoor zijn moeder hem niet hoort. Ze blijft champagneglazen vullen alsof haar leven er van afhangt. Beteuterd druipt de jonge snaak af. Zonder dat iemand er aandacht aan schenkt opent Billy de stroeve buitendeur. Het contrast tussen de overweldigende drukte binnen in de woning en de rust buiten in de tuin kan haast niet groter zijn. Midden in de fraai aangelegde achtertuin staat een knalgele schommel. Deze schommel heeft zijn grootmoeder, in een voor haar zeldzaam genereus moment, hier speciaal voor Billy laten plaatsen.
Het zou zonde zijn om er nu geen gebruik van te maken.
Steeds sneller schommelt Billy heen en weer. Telkens wanneer hij omhooggaat en zijn blik naar de open hemel gericht is, slaat hij een praatje met zijn oma.
‘Als je daar werkelijk bent, kan je me dan geen teken van leven geven? Het maakt niet uit wat, zolang ik maar iets van je hoor.’
De woorden van Billy zweven nog in de lucht wanneer een luide gil hem bijna van de schommel doet vallen. Het angstaanjagende geluid is afkomstig van zijn tante Gerda. Vanuit de deuropening staat ze hem angstig aan te kijken. Haar gelaat is lijkbleek en terwijl ze voor een tweede maal haar keel wagenwijd openzet, wijst ze met haar knokige wijsvinger in zijn richting. Nieuwsgierig kijkt Billy achterom. Ook hij gilt vervolgens de longen uit zijn frêle lijf terwijl hij uit alle macht de schommel tracht te stoppen. Een compleet naakte man strompelt langzaam dichterbij. Zijn gelaat is zwaar gehavend en zijn lichaam staat vol schrammen en blauwe plekken. Wanneer de vreemdeling dichter bij Billy staat zakt hij door zijn knieën. Met bloeddoorlopen ogen kijkt hij het kind indringend aan terwijl hij zijn rechterarm naar hem uitstrekt.
‘Ze is nog steeds in leven.’
Uit zijn mondhoek sijpelt bloed waardoor het perfect getrimde gras rood kleurt. Ondertussen komen de anderen genodigden mondjesmaat de tuin ingelopen. De meesten schrikken zich het apelazarus bij het zien van dit niet alledaagse tafereel terwijl anderen er stoïcijns onder blijven. Op handen en knieën kruipt de naakte man naar Billy toe. Met het beetje kracht dat hem nog rest komt hij weer overeind. Verstijfd van angst blijft Billy roerloos op de stilstaande schommel zitten. Wanneer zijn hoofd vlak naast dat van de jongen is fluistert hij hem zacht in zijn oor.
‘Ze zijn allemaal nog in leven!’
De gekwetste man ademt nog één maal diep in en valt dan neer als een blok op de grond. Angstig kijkt Billy om zich heen. Uiteindelijk richt hij zijn blik weer naar de open hemel. Dit was niet het teken dat hij voor ogen had.